|
|
|
|
Uit: Bunker Hill
‘Het is voor mij belangrijk dat dingen daadwerkelijk bestaan’
door Victor Schiferli
Vrouwkje Tuinman (1974) debuteerde als dichteres met de bundel Vitrine (2004), al na een jaar gevolgd door de roman Grote acht. Naast het schrijven organiseert ze literaire evenementen, schrijft ze columns, stelt bloemlezingen samen en treedt regelmatig op. Een mooi begin, maar zelf had ze niet zoveel verwachtingen toen ze debuteerde, de droom om auteur te worden was haar vreemd. ‘Het is meer dat ik het schrijven interessant vind, het leerproces dat erbij hoort. Ik houd van ijkpunten, een boek uitbrengen is er eentje. Een fysieke uiting van wat je op dat moment wilt en kunt maken. En daarna weer verder.’
De ontvangst van haar werk is tot nu toe goed tot uistekend te noemen, bovendien ontving ze de Hollands Maandblad Poëziebeurs, het C.C.S. Crone Stipendium en nominaties voor de Libra Prijs en de Debutantenprijs en de Selexyzprijs. Maar elke kritiek, mits gefundeerd, is haar welkom. ‘Ik krijg liever gedegen kritiek dan dat ik de hemel in word geprezen door iemand die beweert dat ik sonnetten in mijn bundel heb gezet. Mensen interpreteren dingen vaak anders dan ik ze heb “bedoeld”, maar dat gaat meer over een andere invulling van de context dan dat ze de basisgedachte niet hebben begrepen - iedereen verbindt de basis met een eigen context. Zo wordt het titelgedicht van Vitrine vaak anders ingevuld dan ik het schreef. Voor mij gaat het over een nieuwe liefde krijgen, voor bijna alle andere mensen gaat het over net gedumpt zijn. Het eigenlijke onderwerp is paniek, angst jezelf te verliezen, en dat wordt wel degelijk opgepikt.’
Vaak wordt in interviews gerefereerd aan het autobiografische karakter van teksten; mensen denken telkens weer dat schrijven ‘therapeutisch’ is. ‘Ik heb nooit de behoefte om iets “van me af te schrijven”. Het is hoogstens andersom: als ik in het echte leven al lang en breed klaar ben met iets, dan vind ik een element daaruit nog wel eens interessant genoeg om eens flink te gaan uitvergroten en onderzoeken. Iedereen leest vanuit zijn eigen hoofd. Een recensent vond dat ik over hele rissen liefdes schreef, terwijl zowel roman als dichtbundel toch echt op de achtergrond van één relatie ontstonden, en bepaald niet alleen maar over de liefde gingen. Dat hij een andere invulling gaf zegt meer over hem dan over mij. Ten slotte: soms wordt er meer achter gezocht dan ik bedoel, ik werk erg compact maar soms bedoel ik niet meer dan wat er staat.’
De reacties van het publiek helpen haar bij het uitproberen van nieuwe teksten. ‘Ik merk dat mensen mijn werk een stuk abstracter en soms ook afstandelijker vinden als ze het zelf lezen. Dat er dingen op hun plek vallen als ik het voorlees. Voor mijzelf is het heel belangrijk dat dingen daadwerkelijk bestaan, interactie met de werkelijkheid aangaan. Dat is de reden waarom ik veel voorpubliceer en nieuwe dingen al snel voor ga lezen.’
Of ze zich nu meer dichter of prozaïst voelt is een vraag die niet vaak bij haar opkomt. ‘Ik werk het best aan verschillende dingen tegelijk, heb Vitrine en Grote acht tegelijkertijd geschreven, en nu ook weer aan nieuwe korte verhalen gewerkt terwijl ik Receptie schreef. Er is ook een verwantschap in thematiek: registreren en geregistreerd worden, controledwang en gecontroleerd worden. Ik werk het op verschillende manieren uit maar het zit in al het vrije werk wat ik schrijf. Er is een slecht te benoemen moment waarop ik voel wat de vorm moet zijn voor wat ik aan het bedenken ben. Daarna is er niet veel verschil in het schrijfproces. Ik ben in de poëzie relatief veel bezig met de verhalende lijn (de interactie tussen de gedichten) en in proza juist met de vorm. Ik heb nu twee dichtbundels gemaakt en beide keren de gedichten vele malen op de vloer gelegd om volgordes uit te proberen. Dat deed ik met de hoofdstukken uit Grote acht precies zo. De hele kleine hoofdstukken reageren op de grotere.’
Het knappe aan Grote acht is het overtuigende kinderperspectief, iets dat veel schrijvers wel eens uitproberen maar de resultaten zijn vaak wisselend. ‘De kwestie hoe de verteltoon van een jong meisje te krijgen ging vooral over schrappen. Tussen de regels door lees je via haar waarneming wat er tussen de mensen gebeurt, waar codes wringen, waar men elkaar verkeerd begrijpt. Wat de ik-persoon van kleins af aan doet, is dingen registreren. Er wordt nogal wat opgesomd, als een soort bezwering tegen gevoel. Ik denk dat dat een leeftijdsloze karaktereigenschap is. Dit verzin ik allemaal bij elkaar want ik heb er geen andere auteurs op nageslagen. Wel heb ik van mijn oudste vriendin, die ik al vanaf de basisschool ken, haar doos met al mijn (meer dan duizend) brieven geleend, om te kijken hoe ik zelf op diverse leeftijden de dingen verwoordde. Ik heb daar ook formuleringen uit overgenomen, en het grappige was dat mijn redacteur bij een van die dingen zei dat het niet geloofwaardig was dat een kind van tien zo schreef. Ook heb ik een aantal pockets voor jonge meisjes over paarden en pony's gelezen. Mijn hoofdpersoon is daarin geinteresseerd, en ik had fictieve fragmenten nodig uit zulke boekjes, die ik natuurlijk wel zo overtuigend mogelijk moest verzinnen.’
Over de wereld om haar heen spreekt ze zich niet direct in haar werk uit, het gaat vooral om interactie tussen mensen en het verzwegene achter de woorden. Toch laat de actualiteit haar niet onberoerd. ‘Ik heb altijd veel columns geschreven en mijn visie op de wereld en de actualiteit meer daarin geventileerd. Zo ook in andere artikelen, soms. Ik heb stokpaardjes maar berijd die meer in het echte leven dan in mijn werk. Ook betwijfel ik nogal of het interessant is voor andere mensen wat Vrouwkje Tuinman van de dingen vindt. Maar ik ben aan een nieuw boek bezig dat deels gaat over samenleving. Niet de samenleving, maar wel het samenleven zelf. Het is te prematuur om te kunnen zeggen of ik daar in slaag.’
Uit: Viva
|
|
|
|
|
Uit: Meander * De Dichter * Interview met Vrouwkje Tuinman
Poëzie heeft een langere adem
door Maarten Gulden
Vrouwkje Tuinman debuteerde in 2004 met de dichtbundel Vitrine. Een jaar later publiceerde ze de roman Grote acht en in 2007 verscheen haar tweede dichtbundel Receptie. Voordat ze debuteerde als dichter had ze al heel wat publicaties op haar naam staan. Zo schreef ze samen met Ingmar Heytze het boek Verdomd interessant, maar gaat u verder. De taal van Wim T. Schippers en gaven zij drie bloemlezingen uit met de thema's seks, drugs en rock 'n' roll: Seks, de daad in gedichten, Drugs, verslavende gedichten en Rock 'n' roll, klinkende gedichten.
Tuinman verwacht dat ze ooit nog wel eens samen een bloemlezing uitgeven: 'We missen de samenwerking, maar zijn ook allebei te zeer verwikkeld in projecten om er weer iets bij te gaan doen. Ik vind het interessant om een podium te creëren, of het nu een daadwerkelijk podium is of een bloemlezing. Een idee uit te werken waarvan jij vindt dat het in de wereld moet komen. Auteurs in een andere context te presenteren of uit te dagen iets anders te doen dan ze normaal gesproken doen.'
Proza of poëzie
Tuinman heeft niet echt een voorkeur voor het schrijven van proza of poëzie: 'Ik schrijf niet meer proza dan poëzie. Het is redelijk half om half, als je het over een periode van bijvoorbeeld een jaar bekijkt. Soms echter ben ik een boek of bundel aan het afmaken, en probeer ik te focussen. Dat is momenteel het geval. Ik ben het boek Buurvrouw aan het schrijven en heb de laatste tijd - behalve een aantal opdrachtgedichten - niks afgemaakt. Opzetjes voor gedichten maak ik wel.'
Of een literaire schrijver serieuzer genomen wordt als hij een roman op zijn naam heeft staan, weet ze niet. 'Ik ben niet zo bezig met de vraag of ik serieus genomen word. Als het gaat om aandacht van de buitenwereld kan ik wel zeggen dat poëzie – anders dan ik had verwacht - een langere adem heeft. Je wordt vaak uitgenodigd om voor te lezen en dat gaat ook nog door als je bundel al twee jaar uit is. Ik zie dat bij meer mensen die in beide genres werken. Bij een roman moet je het meer hebben van de eerste golf aan publiciteit en eventuele nominaties en prijzen', aldus Tuinman.
Minder gestotter
Omdat ze merkte dat ze ideeën wilde uitwerken die vroegen om een andere vorm dan proza, begon Vrouwkje Tuinman met het schrijven van poëzie. Een van de dingen die haar drijft is dat ze altijd wil blijven leren. 'Op mijn vijftiende ben ik begonnen met journalistieke artikelen. Ik heb veel geleerd van commerciëlere tekstschrijfopdrachten. En later ben ik gaan proberen of ik ook op het vlak van columns wat kon. Nog later is daar fictie bij gekomen. Al die vormen van omgaan met taal vragen andere technieken en andere vormen van concentratie, dat vind ik interessant om te exploreren', vertelt ze.
Tuinman bekwaamt zich niet alleen in meerdere literaire disciplines, maar ontwikkelt zich ook binnen de disciplines zelf. Ze vertelt hoe haar poëzie is veranderd in de periode tussen Vitrine en Receptie: 'Ik ben compacter gaan werken. En verder is mijn werk enerzijds minder parlando geworden, anderzijds wordt er minder in gestotterd. Dat lijkt een tegenstelling maar dat is het niet'.
Herkansing
Haar debuutbundel Vitrine werd zeer positief ontvangen. Dan kan het moeilijk zijn voor een dichter om met een tweede bundel voor de dag te komen. Tuinman geeft wel toe dat ze af en toe de angst had dat ze door de mand zou vallen. 'Maar dat heb ik regelmatig bij grotere projecten, dat was al zo bij mijn afstudeerscriptie. Dat is ook gezond, denk ik. Uit de angst kan, als het goed is, een grotere focus voortkomen. Soms is het een eyeopener', vertelt ze. 'Het verschil is natuurlijk wel dat je bij je scriptie een herkansing kunt krijgen en er maar enkele mensen zijn die haar lezen. Er komen geen recensies van in de krant.' Aan de andere kant is ze zelfverzekerd genoeg om te verklaren: 'Een bundel of boek is voor mij klaar als ik zeker weet dat het precies is wat ik op dat moment wil en kan maken. Als dat het geval is, is het een geslaagd boek. En daarna ga ik weer verder.'
Controledwang
Machtsverhoudingen vindt Tuinman interessant en dat is te merken in haar werk. Vooral in de bundel Receptie schrijft ze over mensen die elkaars grenzen overschrijden, die elkaars levenssfeer binnendringen, die hun wil proberen op te leggen aan anderen. 'Controledwang vind ik sowieso een interessant thema', licht ze toe. 'Ik zou dit soort dingen kunnen uitwerken door te gaan schrijven over CEO's in het bedrijfsleven, om maar eens wat te noemen. Maar die wereld ken ik niet, en ik zie genoeg aanknopingspunten in het leven om me heen. Dus kies ik meer huiselijke beelden.' In haar gedichten zien we dan ook zeer herkenbare beelden en situaties.
Autobiografisch
Soms wekken ze de indruk dat er autobiografische elementen in verwerkt zijn. Tuinman heeft wel een idee hoe dat komt: 'Voornamelijk doordat ik vrijwel altijd vanuit de ik-persoon werk. Dat doe ik ook als het helemaal niet over mijzelf gaat – en dat is vaak het geval. Voor mij is werken in de derde persoon niet effectief gebleken tot dusver. Het creëert een kunstmatigheid die voor mij niet werkt. Het laat me acteren. Er is voor mij een groot verschil tussen 'in de huid kruipen van' en een personage daadwerkelijk in je hoofd toelaten. Een gevolg is dat mensen vaak denken dat het één-op-één mijzelf betreft. Tja, dat is dan maar zo', merkt ze op. 'Overigens zit er altijd wel iets van mijzelf in. Ik werk beelden uit die ik herken. En die vergroot ik uit. Een voorbeeld is het gedicht 'Spion'. Het uitgangspunt is heel alledaags, het onderwerp misschien minder: de angst dat anderen jouw levenssfeer binnendringen. Het is absoluut niet zo dat ik bang in de gang lig te wachten op wat de postbode nu weer gaat doen. Maar ik was bezig met dat thema 'privacy' en kreeg in korte tijd meerdere opengemaakte poststukken in de bus. Op zo'n moment ga ik me voorstellen hoe je dat zou kunnen interpreteren als je wél bang bent, of zelfs paranoïde. Omdat ik er wel degelijk mijn eigen huis en postbode bij zie, lukt dat – al gaat het niet over mij.'
Spion
Slap elastiek ligt voor mijn deur. De postbode is
vertrokken. Steeds schijnt een rode gloed langs
het gordijn. Saaie enveloppen smijt hij meters ver
de gang in. Andere dagen grazen zijn mouwen
gulzig door mijn papier, maar krijg ik niets. Komt
er een brief dat hij mij dagen terug niet thuis trof.
Blaast hij rook door de brievenbus heen.
Het bordje met mijn naam erop is al verdwenen.
'Misschien verandert het nog, maar op dit moment vind ik het nog niet interessant om te schrijven vanuit een mij totaal vreemde wereld, of dat nou de tennisvereniging betreft of met een motorhome rondtrekken door Amerika, of een ander tijdperk dan het huidige.'
Enorme stapel woorden
Tuinman is ook journaliste. Ze schrijft veelvuldig over poëzie, maar dat beïnvloedt haar poëzie in het geheel niet. 'Het lezen is heel belangrijk. Ik lees het meeste van wat er in Nederland verschijnt aan bundels, en dat is zeer waardevol', vertelt ze. 'Veel lezen is sowieso erg belangrijk als je wilt schrijven, naar mijn mening: Hoe pakken anderen het aan? Wat vind ik daarvan en waarom?'.
Daarnaast geeft ze lessen poëzie- en prozaschrijven aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en de Hogeschool Utrecht. Ze probeert in deze lessen over te brengen dat er altijd wel wat te leren valt over het eigen schrijven. 'Het ontbreekt deelnemers vaak aan een houvast om verder te kunnen met die enorme stapel woorden die ze hebben verzameld. Soms kun je ze heel specifieke technieken bijbrengen of leren structureren. Soms gaat het meer om zelfvertrouwen, is het discussiëren met andere deelnemers en de docent een manier om te ervaren dat veel mensen dezelfde problemen hebben met schrijven. Anderen hebben simpelweg een stok achter de deur nodig, de strenge docente die wil dat je elke week wat inlevert en die dan losgaat met de rode pen. En wat voor eigenlijk iedereen goed werkt, is het feit dat in zo'n les je werk concreet wordt. Het gaat een interactie aan met de wereld. Het bestaat. Vaak zorgt dat ervoor dat je ermee verder kunt', aldus Tuinman.
Maarten Gulden
Uit: Viva |