bio  
 
Agenda
 
Lezen  
   
Publicaties
  Overig  
In de Pers
 
  Contact
     
  Terug  
     
  www.vrouwkje.com  
 

Door Hanz Mirck

 

Vrouwkje Tuinman – Wat ik met de sleutel moet

Schrijven over een autobiografisch gegeven brengt het risico met zich mee dat het werk te particulier wordt. Wanneer overstijg je de situatie en wordt het voor de lezer ook interessant? Vrouwkje Tuinman schreef een bundel over de tragische verdrinkingsdood van een zeer goede vriend. Natuurlijk is zo’n aangrijpend gegeven garantie dat de gedichten geen geneuzel zullen zijn. Maar toch moet ik de botte vraag stellen: wat moet ik hiermee?

Tuinman beschrijft onderkoeld de gebeurtenissen; het ongeluk (auto belandde in een sloot), de coma van de vriend en het uiteindelijk besef dat hij er echt niet meer is en de omgang met feiten en voorwerpen die achterbleven (zoals de sleutel). Ze geeft niet haar ontroering weer, maar de feiten met hun details en hun vreemdheid.

'niemand hoeft te lachen als ik nadoe / hoe het klinkt als jij het Chinese muziekje / uit de kindersynthesizer nadoet. // Geen reactie. Details. Geen.' Juist door de specifieke details die ze beschrijft maakt ze het universeel. Want daarmee maakt ze invoelbaar voor de lezer hoe de leegte op haar overkomt, op ieder mens zou overkomen. Ze beschrijft mechanismen.

Het slotgedicht laat door de titelkeuze ('Metafoor') expliciet zien hoe Tuinman te werk gaat: ze maakt metaforen van de werkelijke gebeurtenissen. 'Voor ik me aanmeld heb ik nog wat / vragen. Ten eerste: hoe druk is het daar. / Er gaan geruchten dat iedereen die jou / terug wil zien je vinden kan, eenmaal / geaccepteerd als lid. Hoe weet ik of / dat wederkerig is? […] Kun je er ontvrienden? / Of de status van je vriendens vrienden / achterhalen? […] Is er de garantie dat je uitgeschreven kan / en zo ja, met een termijn van hoeveel maanden?'

De 'ik' logt blijkbaar in op de account van de dode vriend, niet om een spoor uit te wissen of vanwege een macabere grap, maar om ook in de ongrijpbare cyberwereld op te ruimen wat geen functie meer heeft. De wederkerigheid van het elkaar kunnen terugvinden krijgt een ironische bijsmaak: Tuinman weet –aangezien zij de lege plaats van de dode in nam – als geen ander dat er niets terug te vinden is. De dode is even ongrijpbaar als alles op internet.

De kale spreektaal, compleet met taalfouten, die ze hanteert, is een duidelijke keuze; ze wil niet mooi schrijven, ze probeert antwoorden te vinden op universele vragen. Ze lijkt de hulp van de lezer in te roepen om die antwoorden te bevatten – dàt moet ik hiermee. Daarom is de bundel zeer zeker geslaagd. En dat is knap, na zo’n afschuwelijke gebeurtenis.

Recensent: Hanz Mirck
Wat ik met de sleutel moet - Vrouwkje Tuinman
Nijgh en Van Ditmar, 2011
978 90 388 9393 8- €16,50